18214 |
ritssluiting |
rits:
rits (L371a Geistingen)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
23447 |
rochet |
rokkelen:
røͅkəl (L371a Geistingen)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33231 |
rode biet |
kroot:
kruǝt (L371a Geistingen),
krǫt (L371a Geistingen),
rode kroot:
rui̯ kruǝt (L371a Geistingen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
33257 |
rode klaver |
rode klee:
ruǝi̯ǝ [klee] (L371a Geistingen)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rūi̯ [koe] (L371a Geistingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaarkop:
blǭrkǫp (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
piep:
Als in het kinderspel koekbergen. Wie zich goed naar hij denkt verstopt heeft, roept piep (= kom kijken!).
piēp zeen (L371a Geistingen)
|
Weg zijn.
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L371a Geistingen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
24034 |
roeping |
roeping:
reuping (L371a Geistingen)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|