23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan (L371a Geistingen)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
torespits (L371a Geistingen)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
torenklok:
toreklok (L371a Geistingen)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22025 |
tortelduif |
lachduif:
lachdoêf (L371a Geistingen)
|
Turkse tortel.
III-3-2
|
28565 |
tot roven aanzetten |
prikkelen:
prekǝlǝ (L371a Geistingen)
|
Het door de imker uitgelokte roven. Soms weten imkers hun bijen bewust tot roven te brengen om daardoor zwermen van anderen te bemachtigen. In feite is dit diefstal. De informant uit L 333 zegt dat wel wordt beweerd dat dit aanzetten tot roof gedaan wordt, maar hij vindt het zelf nonsens. Een middel tot prikkelen zou volgens informanten alcohol, oude honing, suikerwater of kunstvoer kunnen zijn. [N 63, 67d; N 63, 67e]
II-6
|
17928 |
trant |
gang:
gank (L371a Geistingen)
|
Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampelen (L371a Geistingen)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
23282 |
trappist |
trappist:
trappist (L371a Geistingen)
|
Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
trekhaken:
trękhø̜̄k (L371a Geistingen),
trekkers:
trękǝrs (L371a Geistingen),
trekogen:
trękou̯gǝ (L371a Geistingen)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
monica:
moneka (L371a Geistingen),
monika (L371a Geistingen),
trekzak:
trekzak (L371a Geistingen),
ouder
trékzak (L371a Geistingen)
|
Harmonika, accordeon. || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|