22874 |
uit (voetbal) |
buiten:
boete (L371a Geistingen)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18573 |
uitgaanskleren |
`s zondagse kleren:
`s zondigse kleijer (L371a Geistingen),
goede kleren:
gooj kleijer (L371a Geistingen)
|
Uitgaanskleren. De kleren die men draagt als men uitgaat. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛlt (L371a Geistingen)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
28481 |
uitkomen van het broed |
uitkomen:
ūtkomǝ (L371a Geistingen)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
oetslaag (L371a Geistingen)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling:
oetstelling (L371a Geistingen)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23424 |
uitstallingstroon |
expositietroon:
ekspeziesiejtroen (L371a Geistingen)
|
De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
drek:
dręk (L371a Geistingen)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
urselin (L371a Geistingen)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34043 |
vaalbonte koe |
vaalbonte koe:
vālbǫntjǝ [koe] (L371a Geistingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|