24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedsbloem:
ook: vingerhoo:dskroêd*
vingərhoo:dsbloo:m (L371a Geistingen),
vingerhoedskruid:
ook: vingerhoo:dsbloo:m*
vingərhoo:dskroêd (L371a Geistingen)
|
vingerhoedskruid [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
pinnen:
pin (L371a Geistingen)
|
Spotbenamingen voor de vingers [N 109 (2001)]
III-1-1
|
22671 |
viool |
viool:
viool (L371a Geistingen)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24402 |
visaas |
sprok:
sprok (L371a Geistingen),
strok:
stroͅk (L371a Geistingen)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23110 |
visdraad |
crin (fr.):
Fr. crin.
krin (L371a Geistingen)
|
Koord van de vislijn.
III-3-2
|
22413 |
vishengel |
garde:
gèèrt (L371a Geistingen),
visgarde:
vèschgeèrd (L371a Geistingen),
vèsgijrt (L371a Geistingen),
vèssegijrt (L371a Geistingen),
vissengarde:
Sub vìs.
vìssegèèrd (L371a Geistingen)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Vislijn.
III-3-2
|
23067 |
visnet |
waai:
Zit er waden in? Men gebruikte het alleszins al wadende.
waaj (L371a Geistingen)
|
Groot visnet = zege.
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
snoer:
snaor (L371a Geistingen)
|
Vislijn.
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L371a Geistingen)
|
alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28584 |
vizier |
venster:
venster (L371a Geistingen),
vizier:
vizier (L371a Geistingen)
|
Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.]
II-6
|