19491 |
zolderkamer |
zolderkamertje:
zøͅldərkēͅmərkə (L371a Geistingen)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
28546 |
zomerdracht |
zomerdracht:
zomerdracht (L371a Geistingen)
|
De periode van de zomer waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50b is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in de zomer honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In de zomer vliegen de bijen op de dan bloeiende vruchtbomen, heesters, zomerbloemen, lindebomen, de vuilboom, klaversoorten, acacia, boekweit, bramen, kastanjebomen, korenbloemen, herik, liguster, weidebloemen, zonnebloemen, asperges, reseda en serradelle. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50b]
II-6
|
28643 |
zomerhoning |
zomerhoning:
zōmǝrhōneŋ (L371a Geistingen)
|
Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.]
II-6
|
23765 |
zon- en feestdagen |
zondag:
zòndig (L371a Geistingen)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23933 |
zondag |
zondag:
zóndig (L371a Geistingen)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23934 |
zondag houden |
zondag vieren:
zóndig veeren (L371a Geistingen)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23339 |
zonde |
zonde:
zunj (L371a Geistingen)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20066 |
zonnebloem |
zonnebloem:
(-)
zónnəbloo:m (L371a Geistingen)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
28688 |
zonnewassmelter |
zonnewassmelter:
zonǝwassmęljtjǝr (L371a Geistingen)
|
Gesloten, glazen bak waarin de was door de warmte van de zon gesmolten wordt. De imker kan stukken ruwe raat in een zak van kaasdoek knopen en deze met een steen verzwaard in een grote pan op het vuur zetten. Geleidelijk komt de was door de poriën van de doek bovenop het water drijven. Na afkoeling heeft men dan waskoek. Men kan de ruwe raat echter ook zuiveren met een zonnewassmelter, een soort broeikasje met een deksel van dubbelglas, waarin de stukken ruwe raat worden uitgespreid in een metalen bak met schuine bodem (De Roever, pag. 284). De gesmolten was loopt omlaag in een lekbakje dat met metaalgaas is afgedekt. De zon bleekt de was en oververhitting is op deze wijze niet mogelijk. Men kan echter maar kleine hoeveelheden ruwe raat tegelijk verwerken met de zonnewassmelter. De informant van Q 3 vermeldt dat in zijn plaats deze smelter niet werd gebruikt. [N 63, 129a; N 63, 128b; monogr.]
II-6
|
20286 |
zuigfles |
fles:
fles (L371a Geistingen)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|