20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broeloft (L371a Geistingen)
|
de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
28654 |
bruine honing |
bruine honing:
brūnǝn hōneŋ (L371a Geistingen)
|
Honing uit raten waar broed in heeft gezeten. De kleur is geen aanwijzing voor het al of niet slecht zijn van de honing. De kwaliteit wordt vooral bepaald door de manier van winnen. [N 63, 115c]
II-6
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L371a Geistingen)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
de banden af hebben:
(de koe heeft) dǝ bɛnj āf (L371a Geistingen)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astránt (L371a Geistingen)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pens (L371a Geistingen)
|
Spotbenamingen voor de buik [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kolik (L371a Geistingen)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18139 |
buil op het hoofd |
bluts:
bluts (L371a Geistingen)
|
een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
22875 |
buitenspel |
off-side (eng.):
ofseit (L371a Geistingen)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22878 |
buitenspeler |
centervoor links/rechts:
séntərvéur links (L371a Geistingen),
séntərvéur réchs (L371a Geistingen)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|