23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kruuske make (L371a Geistingen)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
een kuil graven:
koel graven (L371a Geistingen)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar heeft mich gereden:
de maar heet mich gereeje (L371a Geistingen)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
28497 |
een redcel aanzetten |
nooddop(pen) zetten:
nuǝt˱dop zetǝ (L371a Geistingen)
|
Het uitbouwen van een werkstercel tot een koninginnedop of moerdop in geval van plotselinge moerloosheid. Een werkbijlarve moet dan koningin worden. Ze wordt gevoerd met koninginnevoedsel. [N 63, 61c]
II-6
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
ostertje beden:
øͅstərkə bēͅjə (L371a Geistingen)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou hebben:
ich heub ein kaòòi oppe borst (L371a Geistingen),
ich hĕŭp ein koaj oppe borst (L371a Geistingen)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een ziekte onder de leden hebben:
een ziekte} onger de leeën hubben (L371a Geistingen)
|
Een ziekte onder de leden hebben (op het lijf, in geen goed vel steken). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
28606 |
een zwerm opvangen |
vaten:
vātǝ (L371a Geistingen)
|
Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.]
II-6
|
24584 |
eendekroos |
kroost:
-
kroos(t) (L371a Geistingen)
|
eendekroos [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
ierliek (L371a Geistingen)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|