33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
hof:
[hof] (L371a Geistingen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gerêmtje (L371a Geistingen)
|
een geraamte [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt:
geruik (L371a Geistingen),
geruiktj (L371a Geistingen)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
rind:
rɛnjt (L371a Geistingen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
toe kapelletje:
toew kepelke (L371a Geistingen)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23515 |
gestichte mis |
stichting:
stichting (L371a Geistingen)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuug (L371a Geistingen)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuug zeen (L371a Geistingen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23899 |
gevallen engelen |
duivels:
duvele (L371a Geistingen)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd wèèren (L371a Geistingen)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|