33379 |
gierkuil in de potstal |
schepgat:
šø̜p˲gāt (L371a Geistingen)
|
In de potstal stroomt de gier naar een gierkuil achter in de stal. Bij het uitmesten van de potstal werd de gier met een gierschep of -emmer uit deze kuil verwijderd. Als de gierplas te groot werd, stalde men in de buurt van de gierkuil kalveren, soms schapen, omdat deze minder plaats innamen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zeik) het lemma "gier, mestwater, beer" in aflevering I.1, pag. 20. [N 5A, 49c; N 5, 119; JG 1a]
I-6
|
18053 |
gif |
vergift:
vergift (L371a Geistingen)
|
Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (L371a Geistingen),
/
roetsjbaan (L371a Geistingen)
|
glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
roetsjen:
Duits rutschen.
ròtsen (L371a Geistingen),
sleuren:
sleuren (L371a Geistingen)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || Schuiven, glijden.
III-1-2, III-3-2
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
glimwormə (L371a Geistingen)
|
glimworm [GV Gr (1935)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L371a Geistingen)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (L371a Geistingen)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus van volharding:
katechismus van volharding (L371a Geistingen)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (L371a Geistingen)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
godslasteren (L371a Geistingen)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|