28638 |
invoederen |
opvoeren:
opvōrǝ (L371a Geistingen)
|
Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.]
II-6
|
28634 |
inwinteren |
doorwinteren:
dōrwentjǝrǝ (L371a Geistingen),
opzetten:
opzętǝ (L371a Geistingen)
|
Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.]
II-6
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L371a Geistingen)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28611 |
jaagkorf |
jaagkorf:
jāxkø̜rf (L371a Geistingen)
|
Wijde, platte korf of gewone korf die met de opening naar beneden op de opening van een andere korf wordt gezet. Het vlieggat ontbreekt. Omdat men de korf gebruikt bij het jagen, noemt men die in dit geval jaagkorf. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 87d; monogr.]
II-6
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jaordeenst (L371a Geistingen)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34074 |
jaarring |
ring:
reŋ (L371a Geistingen)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
21181 |
jagen |
afjagen:
āfjāgǝ (L371a Geistingen)
|
Kunstmatige manier bij de korfteelt om een zwerm van het moedervolk te scheiden. Wanneer een voorzwerm niet snel genoeg afkomt en wanneer de imker er belang bij heeft dat het volk spoedig gaat zwermen, dan neemt hij zijn toevlucht tot het jagen. Als het darrenbroed achter in de korf bruin is, kunnen de bijen gejaagd worden. De imker zet de moederkorf met de kop op de grond en plaatst er de jaagkorf bovenop, zodat de openingen van beide korven tegen elkaar sluiten. Op de plaats waar de openingen tegen elkaar komen, windt men er een bijdoek om. Met ijzeren krammen hecht men de korven stevig aan elkaar vast. Men gaat nu met beide handen of met soms een stok voor en achter tegen de moederkorf kloppen, onderaan bij de kop van de korf beginnend en geleidelijk aan hoger (Gelens 1963, pag. 22). Af en toe opent men het gesloten vlieggat en blaast er rook in. Als men uit het zoemen der bijen heeft opgemaakt dat zij in de jaagkorf zijn overgelopen, maakt men de korven weer los. De koningin gevolgd door de groep bijen die normaal zou zijn gaan zwermen, zit nu in de jaagkorf. In de moederkorf, waarin geen moer meer zit, moet weer een sterk volk opgroeien door eerst en vooral een nieuwe koningin of moer te vormen. [N 63, 87a; monogr.]
II-6
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
is ... jeurich (L371a Geistingen),
əs ... joərəch (L371a Geistingen),
verjaren:
verjaoren (L371a Geistingen)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L371a Geistingen)
|
jas [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L371a Geistingen)
|
jeuk [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|