e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenmijt zetten zetten: zętǝ (Geistingen) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korfjes borstels: bø̄stǝls (Geistingen) Inrichting aan achterste paar poten van de werkbij waarin zij het stuifmeel verzamelt. Deze holtes of korfjes zijn met stijve haren omgeven. Ze ontbreken bij koningin en dar. [N 63, 44b; N 63, 44a] II-6
korfkrammen bijenkrammen: bi-jǝkrɛm (Geistingen) IJzeren krammen. Met een paar van deze krammen of haken wordt het hoogsel of het onderzetstuk stevig aan de korf bevestigd. [N 63, 5d] II-6
korfmes korfmes: kø̜rfmęts (Geistingen) Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c] II-6
kortademig dempig: dempich (Geistingen), dempig (Geistingen), kort: kort van aòm (Geistingen) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
kortwas snuifwas: snūfwas (Geistingen) De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b] II-6
kossem kossem: kǫsǝm (Geistingen) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
koster koster: køͅstər (Geistingen) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kosteres kostersvrouw: køͅstərsvroͅuw (Geistingen) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koude bouw koude bouw: kǭjǝ bǫw (Geistingen) Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c] II-6