17840 |
middagdutje doen (b) |
even slapen:
efe sjlaope (Q021p Geleen)
|
middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middeg (Q021p Geleen),
middig (Q021p Geleen),
middageten:
middigéétə (Q021p Geleen),
12 uur
middig ééte (Q021p Geleen),
smiddags
middig aete (Q021p Geleen),
noen, de -:
noon (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21979 |
middellangeafstandsvlucht |
midfond:
mitfond (Q021p Geleen),
vitesse:
vitesse (Q021p Geleen)
|
middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
middelste vinger (Q021p Geleen),
middelvinger:
middelvinger (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31586 |
middennaafbanden |
navenbanden:
nāvǝbɛnj (Q021p Geleen)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
23358 |
middenpad |
middengang:
middegangk (Q021p Geleen),
middenpad:
middepaad (Q021p Geleen)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17690 |
middenrif |
middenrif:
midderif (Q021p Geleen)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23353 |
middenschip |
middenschip:
middesjeep (Q021p Geleen)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22877 |
midvoor |
middenvoor:
middenveur (Q021p Geleen)
|
Midvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24352 |
mier |
aamzeik:
aomzeik (Q021p Geleen),
aomzejk (Q021p Geleen)
|
mier || mier, alg. [DC 43 (1968)]
III-4-2
|