27655 |
mijnarts |
doktor van de verbandkamer:
dǫktǫr van dǝ vǝrbanjtkāmǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|
28200 |
mijnbrand |
mijnbrand:
mīnbranjtj (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Brand in het ondergrondse gedeelte van een mijn. [N 95, 232]
II-5
|
27676 |
mijnemplacement |
kuilterrein:
kultɛręjn (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei]),
terrein:
tɛręjn (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Het gehele mijnterrein bovengronds. [N 95,3]
II-5
|
28241 |
mijnfiets |
fiets:
fets (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Fiets op vier wielen die op rails past en geschikt is voor het transport van meerdere personen. De invuller uit Q 121 merkt daarover op dat er op de Domaniale mijn met zo''n fiets drie personen vervoerd konden worden: één man moest trappen en twee man konden achterop mee. Daarnaast bestond er ook een tandemuitvoering waarbij twee man moesten trappen en vier passagiers konden meerijden. [monogr.; Vwo 512; Vwo 818]
II-5
|
27310 |
mijngas |
gas:
g˙ās (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia]),
mijngas:
mīngās (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
28199 |
mijngasontploffing |
gasexplosie:
gāsɛksplōzi (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
gasontploffing:
gāsǫntplǫfeŋ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma]),
mijngasexplosie:
mingāsɛksplōzi (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale]),
mijngasontploffing:
mīngāsǫntplǫfeŋ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een ontploffing van mijngas. [N 95, 235; monogr.]
II-5
|
27564 |
mijnhoer |
kuilhoer:
kulhōr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Scheldnaam voor iemand die een wit voetje bij de opzichter wilde halen om zodoende zo vaak mogelijk ''s zaterdags en ''s zondags te kunnen werken. Dus iemand die met de mijn getrouwd was. Ook wel iemand die buiten het bedrijf teveel over zijn werk sprak. [N 95, 67 add.; monogr.]
II-5
|
27554 |
mijnhorloge |
kuiluur:
kulhōr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 67]
II-5
|
27912 |
mijnhout |
hout:
hǫwt (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Algemene benaming voor al het in de mijn gebruikte hout. De opgaven die een specifieke soort hout aanduiden, bijvoorbeeld "kophouten", "spitsen", etc., zijn verplaatst naar de desbetreffende lemmata. [N 95, 311; monogr.]
II-5
|
27704 |
mijnhoutterrein |
houtterrein:
hǫwttɛręjn (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Maurits])
|
Terrein waar het hout ligt dat nodig is om de mijngangen te ondersteunen. [N 95, 36; monogr.]
II-5
|