28052 |
pin, puntijzer |
pin:
pen (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
puntscheen:
pøntšen (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De pinvormige ijzeren steekbeitel van de luchthamer. [N 95A, 7; N 95, 760 add.; N 95, 736; monogr.; Vwo 68; Vwo 362; Vwo 604]
II-5
|
17670 |
pink |
pink:
peŋk (Q021p Geleen),
pink (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
pinkje:
peŋkskǝ (Q021p Geleen)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
lieveherehandje:
livehērǝhantjǝ (Q021p Geleen),
-
lieve herehandje (Q021p Geleen),
pinkstebloem:
-
penkstebloom (Q021p Geleen),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblom (Q021p Geleen),
peŋkstǝrblum (Q021p Geleen),
pęŋstǝblōm (Q021p Geleen),
-
pinksterbloem (Q021p Geleen)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
Pingste (Q021p Geleen),
pinksteren:
pènkstere (Q021p Geleen)
|
Pinksteren [SGV (1914)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
pioen:
-
pioen (Q021p Geleen),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (Q021p Geleen),
stokroos:
-
schtokroze (Q021p Geleen),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtokroos (Q021p Geleen)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
keldervarken:
kelderverken (Q021p Geleen),
molenvarken:
eigen spellingsysteem
meuleverke (Q021p Geleen),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
meulevèrke (Q021p Geleen),
WLD
meuleverke (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
28226 |
pit |
wiek:
wēk (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.]
II-5
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
pit:
pit (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
pit (Q021p Geleen),
WLD
pit (Q021p Geleen)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛr (Q021p Geleen),
kɛrən (sg) (Q021p Geleen)
|
[RND 08]
I-7
|
24974 |
plaats maken |
plaats maken:
plaats maak (Q021p Geleen)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|