21006 |
prei |
look:
louk (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
poor:
ook wel: loak
poar (Q021p Geleen)
|
[DC 13 (1945)]prei [SGV (1914)]
I-7
|
20667 |
preisoep |
looksoep:
Syst. WBD
louksóp (Q021p Geleen)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23612 |
preken |
preken:
praeke (Q021p Geleen)
|
Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22687 |
prent(je) |
prent(je):
prentj (Q021p Geleen),
prentje (Q021p Geleen),
preͅntjə (Q021p Geleen)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
21206 |
prentbriefkaart |
aanzichtkaart:
ansichkáárt (Q021p Geleen),
aanzichtskaart:
ansichtskaart (Q021p Geleen)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19333 |
pret, schik |
lol:
lol (Q021p Geleen),
plezier:
plezeer (Q021p Geleen),
spa (du.):
sjpas (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] || schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
19334 |
pretmaker |
komiek:
komiek (Q021p Geleen)
|
de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
preuts:
präötsj (Q021p Geleen)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23244 |
prevelen |
murmelen:
mòrmele (Q021p Geleen)
|
Prevelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28890 |
priem |
priem:
prēm (Q021p Geleen)
|
Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.]
II-7
|