21938 |
roekoeën |
roekoen:
het roekoeën (Q021p Geleen),
roekoe-e (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
meer:
mē̜r (Q021p Geleen),
piele, piele, piele:
pilǝ, pilǝ, pilǝ (Q021p Geleen),
wiele:
wilǝ (Q021p Geleen),
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q021p Geleen),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (Q021p Geleen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q021p Geleen)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
wiele:
wilǝ (Q021p Geleen),
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q021p Geleen)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q021p Geleen)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tiet:
tit (Q021p Geleen),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (Q021p Geleen),
tietetje:
titǝkǝ (Q021p Geleen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
moe dè:
mu dę (Q021p Geleen),
moets:
mōtš (Q021p Geleen)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus:
kyš (Q021p Geleen),
køš (Q021p Geleen),
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (Q021p Geleen)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kom muttetje:
mǫm mutǝkǝ (Q021p Geleen),
moetsje:
mōtškǝ (Q021p Geleen)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik, kuik:
kyk, kyk (Q021p Geleen),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (Q021p Geleen)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|