20705 |
rond wittebrood |
ronde weg:
rōnje wĕk (Q021p Geleen),
Syst. WBD
rònje wék (Q021p Geleen)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
21942 |
rondcirkelen |
cirkelen:
sirkele (Q021p Geleen),
om het hok vliegen:
om het hok vleege (Q021p Geleen),
trainen:
traine (Q021p Geleen)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
rondreizen:
rondj reize (Q021p Geleen)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22656 |
rondreizende toneelgroep |
komedianten:
commediante (Q021p Geleen)
|
Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
klenderen:
klenjere (Q021p Geleen),
zwabberen:
zwabbere (Q021p Geleen)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
uittrekken:
oettrèkke (Q021p Geleen)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34597 |
rongblokken |
schemelblokken:
šēmǝlblokǝ (Q021p Geleen)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
tromp:
trompǝn (Q021p Geleen)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
oren:
ōrǝn (Q021p Geleen)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
24237 |
roodborstje |
wijntapje:
wīēntèpke (Q021p Geleen)
|
roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|