20846 |
rozijn |
rozijn:
eigen spellingsysteem
rezîên (Q021p Geleen),
WLD
rezīēn (Q021p Geleen)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
krentewek (Q021p Geleen),
rozijnenweg:
resinewĕk (Q021p Geleen)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
28372 |
rubber transportband |
gummiband:
gomibanjtj (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Julia])
|
Transportband, vervaardigd uit rubber. [N 95, 644; monogr.]
II-5
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (Q021p Geleen),
rök (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
29078 |
rugband |
ruggeband:
rø̜qǝbanjtj (Q021p Geleen)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
ruggegroat (Q021p Geleen),
ruggenstrang:
röGGesjtrank (Q021p Geleen)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (Q021p Geleen),
wèrvel (Q021p Geleen)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
28933 |
rughoogte |
rug:
rø̜q (Q021p Geleen)
|
De eerste dames- en herenmaat; van de bovenste halswervel resp. de onderste halswervel tot de horizontale lijn, die de zuivere hoogte aangeeft van de armsgatdiepte. Zie afb. 24. [N 59, 46]
II-7
|
29076 |
rugsplit |
ruggespleet:
rø̜qǝšplēt (Q021p Geleen)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
29074 |
rugvoeringplooi |
plooi:
ploǝ (Q021p Geleen)
|
Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119]
II-7
|