22148 |
scheidingswand tussen verschillende hokjes in een duivenmand |
scheidingsplankje:
schijdingsplankjes (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: scheidingswand tussen verschillende hokjes? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19070 |
schelden, schimpen |
schampen:
sjampe (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
schelden:
sjelje (Q021p Geleen),
sjeljen (Q021p Geleen)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)], [SGV (1914)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
deugeniet:
ene deugeneet (Q021p Geleen),
koeverd:
koevert (Q021p Geleen),
lobbes:
löbbes (Q021p Geleen)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
draaien:
t dreit mich veur de auge (Q021p Geleen),
flikkeren:
t flikkert veur mien auge (Q021p Geleen)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20510 |
schenkel |
onderbats:
óngərbàts (Q021p Geleen),
schenk:
sjèìnk (Q021p Geleen)
|
schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
šø̜pǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Stenen of kolen met de schop laden. [N 95, 503; N 95, 501; N 95, 202; monogr.; Vwo 682; Vwo 768]
II-5
|
18298 |
scheren |
scheren:
sjaere (Q021p Geleen)
|
scheren [DC 38 (1964)]
III-1-3
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
de jas uitvegen:
de jas oetvaege (Q021p Geleen),
uitschuren:
oetsjoere (Q021p Geleen),
uitvegen:
oetvaege (Q021p Geleen)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17726 |
scherp kijken |
scherp uit de doppen loeren:
scherp oet de dûp loere (Q021p Geleen)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17801 |
scherp luisteren |
de oren spitsen:
oare sjpitse (Q021p Geleen),
goed luisteren:
good loestere (Q021p Geleen)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|