24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
sjummel (Q021p Geleen)
|
schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21440 |
schimpen |
schampen:
sjampe (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
sjeep (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
šep (Q021p Geleen)
|
schip [RND], [SGV (1914)] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (Q021p Geleen)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18923 |
schipperen |
op zijn beloop laten:
op zien beloup laote (Q021p Geleen)
|
naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25045 |
schitteren |
schitteren:
sjittere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18341 |
schoeisel |
klompen:
klompǝ (Q021p Geleen),
schoenen:
šōn (Q021p Geleen)
|
Naast het gebruikelijke schoeisel als schoenen en klompen draagt de bakker ook wel makkelijk inschietbare pantoffels. De informant van K 278 vermeldt dat het hier gaat om een soort pantoffel waarvan de zolen uit koord bestaan en waarvan het bovenstuk linnen is. [N 29, 102f]
II-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
sjoon (Q021p Geleen)
|
schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
haog sjoon lèeg sjoon
sjoon (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoester:
šustǝr (Q021p Geleen)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|