18026 |
snotneus |
kute-bel:
koetebel (Q021p Geleen),
kute-naas:
koetenaas (Q021p Geleen),
snotaap:
sjnótaap (Q021p Geleen),
snotsnaas:
sjnotsnaas (Q021p Geleen),
snotterbel:
sjnooterbel (Q021p Geleen),
snotternaas:
sjnooternaas (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
snotterprij:
sjnoterprie(ur) (Q021p Geleen)
|
een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18025 |
snottebel |
snotterbel:
sjnooterbèl (Q021p Geleen),
snoterbel (Q021p Geleen)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18027 |
snotteren |
snotteren:
sjnootere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
sjnotere (Q021p Geleen)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuifje:
sjnūūfkə (Q021p Geleen),
snuufke (Q021p Geleen)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21858 |
snuisterij |
prulletje:
e prölke (Q021p Geleen)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snoet:
sjnoet (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
sjnoet (Q021p Geleen),
snoets:
WLD
sjnōēts (Q021p Geleen),
snuffel:
eigen spellingsysteem
sjnuffel (Q021p Geleen),
snuit:
sjnoet (Q021p Geleen),
snoet (Q021p Geleen),
snuits:
sjnōēts (Q021p Geleen),
snuts (Q021p Geleen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
17841 |
snurken |
snurken:
sjnurke (Q021p Geleen),
sjnórke (Q021p Geleen)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18971 |
sober |
eenvoudig:
eenvoudig (Q021p Geleen),
einfach (du.):
einfach (Q021p Geleen),
sober:
sober (Q021p Geleen),
zuinig:
zeunig (Q021p Geleen)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24116 |
sobriëtas |
sobritas (<lat.):
sobriejètas (Q021p Geleen)
|
De R.K. vereniging ter bestrijding van het drankmisbruik (Mariavereniging, Sobriëtas). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19736 |
soda |
soda:
soda (Q021p Geleen),
oa tweeklank
soada (Q021p Geleen)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|