20519 |
stokvis |
stokvis:
sjtòkvösj (Q021p Geleen)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
sjtoola (Q021p Geleen)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19559 |
stolp |
stolp:
sjtulp (Q021p Geleen)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtölp (Q021p Geleen)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28984 |
stolpen |
omdraaien:
ǫmdrē̜jǝ (Q021p Geleen)
|
Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60]
II-7
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
ich sjtaon paf! (Q021p Geleen),
paff (Q021p Geleen),
verpapzakt:
verpopzakt (Q021p Geleen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurvlees:
Syst. WBD
zoervleisj (Q021p Geleen)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25484 |
stookplaats |
stoof:
štōf (Q021p Geleen)
|
Het stookhuis is volgens de informant van Q 35 de ruimte naast de oven waar de kolen opgeslagen worden. [N 29, 105e]
II-1
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
sjtoumboat (Q021p Geleen)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
32330 |
stop, tapkraan |
kraan:
krān (Q021p Geleen)
|
De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.]
II-12
|