e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitstellen opschuiven: opsjuve (Geleen), uitstellen: ōētsjtĕlle (Geleen) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht uittrekkende schacht: ūttrɛkǝndǝ [schacht] (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.] II-5
uitvlucht uitvlucht: oetvluchte (Geleen), uitweg: oetwaeg (Geleen) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitwerpselen keutel: keutel (Geleen) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van koeien flat: flat (Geleen), (mv)  flatǝrǝ (Geleen), koestront: kōštront (Geleen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetten uitzetten: ūtzɛtǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.] II-5
unster ponder: punjere (Geleen) unster (balans) [SGV (1914)] III-3-1
urine pis: pis (Geleen, ... ), zeik: zęi̯k (Geleen) urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Geleen), pissen (Geleen), zeiken: zęi̯kǝ (Geleen) urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
ursuline ursuline: urselien (Geleen) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3