23547 |
velum |
kelkkleed:
kelkkleid (Q021p Geleen)
|
Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20660 |
venkel |
venkel:
eigen spellingsysteem
vènkel (Q021p Geleen)
|
Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7
|
30317 |
vensterbank |
latei:
latɛj (Q021p Geleen),
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q021p Geleen),
vensterlatei:
venstǝrlatęj (Q021p Geleen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
binnenblinden:
benǝblenjǝ (Q021p Geleen),
vensterslagen:
venstǝršlē̜x (Q021p Geleen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blinden:
blenjǝ (Q021p Geleen),
slagen:
šlē̜x (Q021p Geleen),
vensterslagen:
venstǝršlē̜x (Q021p Geleen)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
verangere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19020 |
verbaasd |
verwonderd:
verwŏnjert (Q021p Geleen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27646 |
verbandkamer |
verbandkamer:
vǝrbanjtjkāmǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
27647 |
verbandmeester |
verbandmeester:
vǝrbanjtjmęjstǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
21433 |
verbeuzelen |
verbreuzelen:
verbrözele (Q021p Geleen),
verwauwelen:
verwawele (Q021p Geleen)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|