19179 |
verstandig |
loos:
lôeas (Q021p Geleen),
verstandig:
versjtenjig (Q021p Geleen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
augtandj (Q021p Geleen),
verstandstand:
verstandjstandj (Q021p Geleen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29112 |
verstellen |
stukkeren:
štøkǝrǝ (Q021p Geleen)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
kiet versteken:
kiet versjteeke (Q021p Geleen),
koekepiep spelen:
koekepiep spelen (Q021p Geleen),
piepekoek spelen:
piepekoek spelen (Q021p Geleen),
verbergen spelen:
verberge sjpelen (Q021p Geleen)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || schuilevinkje spelen [SGV (1914)] || Verstoppertje spelen.
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtøke (Q021p Geleen)
|
verstuiken [SGV (1914)]
III-1-2
|
32577 |
verteerde mest |
korte mest:
kǫrtǝ [mest] (Q021p Geleen)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
paal:
pǭl (Q021p Geleen)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vertroewe (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
remplacant (Q021p Geleen)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervaĕling (Q021p Geleen)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|