21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kaertje (Q021p Geleen),
kéértje (Q021p Geleen),
ps. omgespeld volgens Frings!
kɛ̄rtje (Q021p Geleen)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28235 |
vervoergalerij |
afvoer:
āfvø̄r (Q021p Geleen
[(MS)]
[Laura, Julia])
|
Galerij die de voet van de pijler met een dwarsgang of een blinde schacht verbindt. Uit de antwoorden en de opmerkingen van een aantal invullers uit Belgisch Limburg (L 422, Q 3, Q 12) blijkt dat de transportgalerij ook een grondgalerij kan zijn. Het monografisch materiaal uit de studies van Vanwonterghem en Defoin is, ook waar het samenstellingen betreft die eerder duiden op een grondgalerij ("voetbaan", "voetgalerij"), om die reden in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma Grondgalerij. [N 95, 377; monogr.; Vwo 255; Vwo 303; Vwo 305; Vwo 662; Vwo 789; Vwo 829; Vwo 838; Vwo 840]
II-5
|
28237 |
vervoerpand |
transportpand:
transpǫrtpanjtj (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584]
II-5
|
19270 |
verwaarlozen |
vernachlssigen (du.):
vernaolièsige (Q021p Geleen),
verwaarlozen:
verwaarlaoze (Q021p Geleen)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
verwachting (Q021p Geleen),
wachten:
wachte (Q021p Geleen)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie zijn:
femielje zeen (Q021p Geleen),
verwantschap:
verwantschap (Q021p Geleen)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stoke (Q021p Geleen)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
versjlakke (Q021p Geleen),
versjlakken (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
versjlakke (Q021p Geleen),
WLD
versjlsakke (Q021p Geleen)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || verwelken
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakt:
eigen spellingsysteem
versjlakt (Q021p Geleen),
WLD
versjlàk (Q021p Geleen)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
poet:
poet (Q021p Geleen),
verwende poet:
ene verwĕnde pōēt (Q021p Geleen),
verwènde pōēt (Q021p Geleen)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|