e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlieger draak: draak (Geleen, ... ) Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
vliegtuig vliegmachine: vleegmeschīēn (Geleen), vleegmesjien (Geleen, ... ) het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)] III-3-1
vliegveld vliegveld: vleegveld (Geleen), vleegveljd (Geleen), vleegvèljt (Geleen) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlier heulenteul: eulenteul (Geleen), -  eulenteul (Geleen), heulenteul (Geleen), heulenteulder: eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = vlier  heuleteulder (Geleen), heuleulder (zie toel.): eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = klapbus gemaakt van de vlier  heuleieulderkraaktuut (Geleen), konkernullenspenderik: eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = klapbus gemaakt van de konkernölesjtroek  kônkernölesjpenderik (Geleen), konkernullenstruik: eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = Heester met bruine vruchten (Wilde) Heester met rode vruchten (Tamme) De vrucht had de vrm van een dadel, erg zoet en de tamme was eetbaar.  kônkernöllesjtroek (Geleen) vlier [N 82 (1981)] || vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierboom (sambucus nigra) III-4-3
vlierbes kers: (kersen)  keeschen (Geleen) vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vlies in een vrucht keetsenvelletje: eigen spellingsysteem  kitsjevelke (Geleen), velletje van de keets: eigen spellingsysteem  velke v.d. kitsj (Geleen) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlinder pepel: pe.pəl (Geleen), pepel (Geleen), pépel (Geleen), dagvlinder  peepel (Geleen), roepepel: roe/pe-pel (Geleen), roepeepel (Geleen), roepepel (Geleen, ... ), nachtvlinder  roepeepel (Geleen) vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloa (Geleen), vloä (Geleen) vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleuen: vleue (Geleen), vleue͂ (Geleen) vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: haoəg wááter (Geleen) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4