22375 |
vlieger |
draak:
draak (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmeschīēn (Q021p Geleen),
vleegmesjien (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (Q021p Geleen),
vleegveljd (Q021p Geleen),
vleegvèljt (Q021p Geleen)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heulenteul:
eulenteul (Q021p Geleen),
-
eulenteul (Q021p Geleen),
heulenteul (Q021p Geleen),
heulenteulder:
eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = vlier
heuleteulder (Q021p Geleen),
heuleulder (zie toel.):
eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = klapbus gemaakt van de vlier
heuleieulderkraaktuut (Q021p Geleen),
konkernullenspenderik:
eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = klapbus gemaakt van de konkernölesjtroek
kônkernölesjpenderik (Q021p Geleen),
konkernullenstruik:
eigen spellingsysteem additie bij vraag 96 e.v. = Heester met bruine vruchten (Wilde) Heester met rode vruchten (Tamme) De vrucht had de vrm van een dadel, erg zoet en de tamme was eetbaar.
kônkernöllesjtroek (Q021p Geleen)
|
vlier [N 82 (1981)] || vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierboom (sambucus nigra)
III-4-3
|
24505 |
vlierbes |
kers:
(kersen)
keeschen (Q021p Geleen)
|
vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33598 |
vlies in een vrucht |
keetsenvelletje:
eigen spellingsysteem
kitsjevelke (Q021p Geleen),
velletje van de keets:
eigen spellingsysteem
velke v.d. kitsj (Q021p Geleen)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pe.pəl (Q021p Geleen),
pepel (Q021p Geleen),
pépel (Q021p Geleen),
dagvlinder
peepel (Q021p Geleen),
roepepel:
roe/pe-pel (Q021p Geleen),
roepeepel (Q021p Geleen),
roepepel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
nachtvlinder
roepeepel (Q021p Geleen)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloa (Q021p Geleen),
vloä (Q021p Geleen)
|
vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleuen:
vleue (Q021p Geleen),
vleue͂ (Q021p Geleen)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
haoəg wááter (Q021p Geleen)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|