21964 |
voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen (thans) |
sportmengeling:
sportmengeling (Q021p Geleen),
vliegvoeder:
vleegvoor (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen gedurende de twee eerste dagen van de week na een vlucht [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22072 |
voedermengsel voor duiven in ruitijd (thans) |
ruimengsel:
ruujmèngsel (Q021p Geleen),
ruizelmengeling:
ruuzelmengeling (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de ruitijd [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22070 |
voedermengsel voor jonge duiven (thans) |
junior:
junior (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22068 |
voedermengsel voor jonge duiven (vroeger) |
voeder voor piepers:
voor veur piepers (Q021p Geleen)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22074 |
voedermengsel voor superprestaties (thans) |
supermengeling:
supermengeling (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20483 |
voedsel |
eet, de -:
d⁄n aet (Q021p Geleen),
eten:
éétə (Q021p Geleen),
als sanitair
ééte (Q021p Geleen),
vreet, de -:
vrèèt (Q021p Geleen)
|
voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34280 |
voer |
voer:
fōr (Q021p Geleen),
vōr (Q021p Geleen)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24267 |
voeren |
voederen:
voore (Q021p Geleen)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33385 |
voergang in de paardestal |
voerij:
vri (Q021p Geleen),
vrii̯ (Q021p Geleen)
|
De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.]
I-6
|
28819 |
voering, voeringstof |
voer:
vōr (Q021p Geleen),
voering:
vōreŋ (Q021p Geleen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|