e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen (thans) sportmengeling: sportmengeling (Geleen), vliegvoeder: vleegvoor (Geleen) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen gedurende de twee eerste dagen van de week na een vlucht [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor duiven in ruitijd (thans) ruimengsel: ruujmèngsel (Geleen), ruizelmengeling: ruuzelmengeling (Geleen) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de ruitijd [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor jonge duiven (thans) junior: junior (Geleen) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor jonge duiven (vroeger) voeder voor piepers: voor veur piepers (Geleen) Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor superprestaties (thans) supermengeling: supermengeling (Geleen) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)] III-3-2
voedsel eet, de -: d⁄n aet (Geleen), eten: éétə (Geleen), als sanitair  ééte (Geleen), vreet, de -: vrèèt (Geleen) voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3
voer voer: fōr (Geleen), vōr (Geleen) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voeren voederen: voore (Geleen) de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)] III-4-1
voergang in de paardestal voerij: vri (Geleen), vrii̯ (Geleen) De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.] I-6
voering, voeringstof voer: vōr (Geleen), voering: vōreŋ (Geleen) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7