21785 |
waarschuwing |
waarschuwing:
waarsjuwing (Q021p Geleen)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wacht (Q021p Geleen)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21999 |
wachten op de geloste duiven |
lokker in de lucht kijken:
laoker in de lóch kieke (Q021p Geleen),
oppassen:
oppasse (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men: wachten op de geloste duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waake (Q021p Geleen)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (Q021p Geleen)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waffel (Q021p Geleen),
waffele (Q021p Geleen),
Syst. WBD
waffel (Q021p Geleen),
wafeltje:
weffelkes (Q021p Geleen)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)] || wafeltjes
III-2-3
|
28285 |
wagenduwer |
wagenduwer:
wāgǝdywǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Hydraulisch of door perslucht aangedreven installatie die dient om mijnwagens over korte afstand te verplaatsen. Een wagenduwer bestaat uit een of twee cilinders, die tussen de rails zijn bevestigd. De heen- en weergaande beweging van de zuiger wordt via de zuigerstang overgebracht op een karretje waaraan een pal is bevestigd. Bij de teruggaande beweging scharniert de pal onder de wagenassen door, in de transportrichting worden de wagens door de pal vooruitgeduwd. [N 95, 692; monogr.; N 95A, 6; div.]
II-5
|
32188 |
wagenmaker |
ramaker:
rāmē̜kǝr (Q021p Geleen)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
28282 |
wagens aftrekken |
[wagens] van de kooi afstoten:
van dǝ kǭj āfštǭtǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Wagens van de liftkooi aftrekken. De opgave "afboksen" uit Q 117 duidt erop dat op de mijnen Oranje-Nassau II, Emma en Hendrik met een "bokser" werd gewerkt (zie het lemma Wagenduwer). [N 95, 680; monogr.]
II-5
|
28283 |
wagens instoten |
[wagens] opstoten:
ǫpštǭtǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
De mijnwagens met de hand of door middel van een tussen de spoorstaven gemonteerde wagenduwer in de liftkooi duwen. De respondent uit Q 15 merkt daarover op dat op de mijn Maurits de wagens met de bokser op de kooi werden gestoten waardoor tegelijkertijd de lege wagens aan de andere zijde uit de kooi werden geduwd. Deze werden een helling opgetrokken en liepen op eigen kracht in een lichte daling naar de verzamelplaats waar men er treinen met lege wagens van samenstelde, of naar een spoor waarop het aan te voeren materiaal tot een trein werd samengevoegd. Omdat het in- en uitstoten van mijnwagens blijkbaar als één handeling werd beschouwd, zijn in dit lemma ook de opgaven "uitstoten", "van de kooi afstoten", "van het gerüst afstoten", "van de kooi boksen" en "van het gerüst boksen" opgenomen. Voor de niet fonetisch gedocumenteerde opgaven zie men het lemma Schachtkooi. [N 95, 683; monogr.; Vwo 392]
II-5
|