e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielerwedstrijd fietsenrennen: fitserenne (Geleen) Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2
wielewaal goudmelder: goudméélder (Geleen) wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)] III-4-1
wierook wierook: wierouk (Geleen) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierooksbolletjes: wierouksbölkes (Geleen) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wierouksvaat (Geleen) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wig kijl: kil (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), rijtbeitel: rīt˱bęjtǝl (Geleen) Spits toelopend stuk hout of metaal dat dient om hout te doen splijten. Het wordt vaak gebruikt wanneer het kliefmes niet volstaat om een stuk hout te klieven. De spleet die door het kliefmes in het hout is ontstaan wordt dan verder verwijd door er houten of metalen wiggen in te drijven. Metalen wiggen zijn soms voorzien van een steel. [N E, 8c; A 29a, 1] || Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724] II-12, II-5
wigvormig sluithout sluitpin: šlǫu̯tpen (Geleen) Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46] I-6
wijdbeens lopen met de benen wijd uiteen lopen: bien wiet oetein loape (Geleen) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen cape (eng.): keep (Geleen) een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)] III-1-3
wijden wijden: wie-e (Geleen) wijden [SGV (1914)] III-3-3