27312 |
afdalen |
aanvaren:
ānvārǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
afdeling:
afdeling (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
afdelingsopzichter:
afdelingsopzichter (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma]),
afdęjleŋsǫpzextǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
21448 |
afdingen |
pingelen:
pingele (Q021p Geleen)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
foetsjmelk:
futšmɛlk (Q021p Geleen),
ondermelk:
oŋǝrmęlǝk (Q021p Geleen),
oŋǝrmɛlk (Q021p Geleen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezoken zeug:
af˲gǝzōkǝ [zeug] (Q021p Geleen)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
29035 |
afglanzen |
afnemen:
āfnømǝ (Q021p Geleen)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafguns (Q021p Geleen),
jaloers:
sjeloes (Q021p Geleen)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
jaloersigheid:
sjeloezigheid (Q021p Geleen)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18039 |
afhangend gezwel |
buidel:
buul (Q021p Geleen)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|