22043 |
droog snot |
droog snot:
dreuèg sjnot (Q021p Geleen),
snot:
snot (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25128 |
droog weer |
droog:
dröeg (Q021p Geleen),
trêûch (Q021p Geleen)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
hiermee wordt afgedroogd, ook wel handdoek genoemd
dreuègdook (Q021p Geleen)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
25479 |
droogzolder |
bovenste zolder:
bø̄vǝštǝ zøldǝr (Q021p Geleen)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
20554 |
drop |
houtkoek:
houtkook (Q021p Geleen),
oukouk (Q021p Geleen)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
houtkoek:
houtkook (Q021p Geleen),
oukouk (Q021p Geleen),
lakrits:
lakrits (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
naat (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
regenachtig (weer):
raengenèchtig (Q021p Geleen),
vies (weer):
veesj waer (Q021p Geleen),
waterkoud (weer):
water koud (Q021p Geleen),
waterkawt (Q021p Geleen),
wááterkawt (Q021p Geleen)
|
nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druipen:
droop van de regen (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
druipt van de regen (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (Q021p Geleen)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
19023 |
druk |
druk:
drø̜k (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Algemeen gebruikte benaming voor de druk in het gesteente. [monogr.; N 95, 524; N 95, 357; N 95, 385; N 95, 843; N 95, 324; Vwo 292]
II-5
|