e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog snot droog snot: dreuèg sjnot (Geleen), snot: snot (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droog weer droog: dröeg (Geleen), trêûch (Geleen) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek droogdoek: hiermee wordt afgedroogd, ook wel handdoek genoemd  dreuègdook (Geleen) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogzolder bovenste zolder: bø̄vǝštǝ zøldǝr (Geleen) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
drop houtkoek: houtkook (Geleen), oukouk (Geleen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater houtkoek: houtkook (Geleen), oukouk (Geleen), lakrits: lakrits (Geleen) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): naat (Geleen, ... ), regenachtig (weer): raengenèchtig (Geleen), vies (weer): veesj waer (Geleen), waterkoud (weer): water koud (Geleen), waterkawt (Geleen), wááterkawt (Geleen) nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druipen van de regen druipen: droop van de regen (Geleen, ... ), druipt van de regen (Geleen, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Geleen) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk druk: drø̜k (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) Algemeen gebruikte benaming voor de druk in het gesteente. [monogr.; N 95, 524; N 95, 357; N 95, 385; N 95, 843; N 95, 324; Vwo 292] II-5