e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duizeling, duizeligheid duizeligheid: duzelligheid (Geleen) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendblad duizendblad: doezendblad (Geleen), duzǝnt˱blāt (Geleen), hazegerf: eigen spellingsysteem additie bij vraag 157 e.v. = duizendblad  hazegerf (Geleen), hazegras: hazegraas (Geleen), hāzǝgrās (Geleen) Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad [DC 42b (1967)], [N 82 (1981)] I-5, III-4-3
dulden luchten: luchte (Geleen), uitstaan: oetsjtaon (Geleen), verstaan: versjtaon (Geleen) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood die snee is zo dun, daar kans doe de gazet door lezen: Syst. WBD  die sjnee is zoa dun, dao kénste de gezet door lééze (Geleen) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
durfal durverd: durverd (Geleen), weerbander: waerbender (Geleen) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven dorren: dorre (Geleen), dorren (Geleen) durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
dutje hazenslaap: haazesjlaop (Geleen), slaapje: sjlèùpke (Geleen), sjlöpke (Geleen), toertje: tuurke (Geleen) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Geleen, ... ), prijzig: priezig (Geleen) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: dŭĕn (Geleen), düüjə (Geleen) duwen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
dwangbuis dwangbuis: dwangbuus (Geleen) een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1