id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21165 | dwarsbalk | biels: biels (Geleen), bielzen (Geleen), bilze (Geleen) | de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1 |
23356 | dwarsbeuk | dwarsschip: dwaesj-sjeep (Geleen) | Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
19330 | dwarsdrijven | warsdrijven: wĕĕsjdrieven (Geleen) | dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4 |
19345 | dwarsdrijver | warsdrijver: ene waĕsjdriever (Geleen), waesjdriever (Geleen), weesjdriever (Geleen) | dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] III-1-4 |
27908 | dwarskap | kap: kap (Geleen [(Maurits)] [Winterslag, Waterschei]) | Kap die in de dwarsrichting van de pijler of de mijngang wordt geplaatst. De dwarskap is extra versterkt en bestaat uit twee elementen. Zij wordt gelegd op de plaats waar vanuit een steengang een galerij wordt begonnen. Zij moet extra stevig zijn omdat, al naar gelang de hoek die de galerij ten opzichte van de steengang maakt, één of meer kappen van de galerij met één uiteinde op de dwarskap rusten. [N 95, 303; monogr.; Vwo 105; Vwo 297; Vwo 299; Vwo 352; Vwo 792] II-5 |
27193 | dwarsligger | zwel: žwɛl (Geleen [(Maurits)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790] II-5 |
18802 | dwaze streek | strapatzen (du.): sjtrapatze (Geleen), vlaag: eine vlöóg (Geleen) | een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)] || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19504 | dweil | dweil: dweil (Geleen) | grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1 |
19260 | dwingen | drijven: drieve (Geleen), dwingen: dwĕnge (Geleen) | het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
27320 | dynamiet | dynamiet: dinamit (Geleen [(Maurits)] [Emma]) | Springstof met nitroglycerine als grondstof. Dynamiet wordt vooral gebruikt om zeer harde steenlagen los te maken. [N 95, 422; N 95, 419; monogr.; Vwo 301] II-5 |