18812 |
informeren (onoverg.) |
navragen:
naovraoge (Q021p Geleen),
zich erkundigen (< du.):
erkundige (Q021p Geleen)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
zichzelf get wijsmaken:
zichzelf get wies maake (Q021p Geleen)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20643 |
ingemaakt voedsel |
inmaak:
inmaak (Q021p Geleen)
|
inmaak
III-2-3
|
27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enžǝnjø̄r (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De algemene benaming voor ingenieur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden lopen nogal uiteen. [N 95, 139; N 95, add.; monogr.]
II-5
|
28135 |
ingestorte pijler |
ouwe man:
awǝ man (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545]
II-5
|
18849 |
ingetogen |
rustig:
röstig (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
stil:
sjtil (Q021p Geleen)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
ingewanden:
ingewande (Q021p Geleen),
ingewanje (Q021p Geleen)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
klotsen:
klótsje (Q021p Geleen)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
ingriepe (Q021p Geleen),
optreden:
optraeje (Q021p Geleen)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25794 |
injecteren |
injecteren:
enjɛktērǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
injecteren (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Belangrijkste stofbestrijdingsmethode bij de koolwinning. Een belangrijke vinding op het gebied van de stofbestrijding was het inpersen, injecteren, van water in de koollaag. Hiervoor werden op afstanden van 3 tot 5 meter voldoende diepe gaten in de kool geboord. Daarna werd het injectietoestel in het boorgat geplaatst. Als men water onder druk in het toestel liet stromen, drong het langs alle splijtvlakken en scheurtjes in de steenkool. Het bevochtigde als het ware de gehele koollaag tot een zekere diepte, waardoor koolwinning vrijwel zonder stofontwikkeling kon plaatsvinden (Handb. H. pag. 95). Het injecteren kon echter niet overal toegepast worden. Soms maakte het water het dak en de vloer slecht. In andere gevallen kon men het water niet in de kool persen, omdat er geen splijtvlakken en scheuren waren. [N 95, 781; N 95, 777; monogr.]
II-5
|