28017 |
inkerven |
kerven:
kɛrvǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een kerf in de koollaag maken. Daardoor verschaft de houwer zich een gunstige positie voor de ontkoling van het stuk in verband met de stand van de splijtvlakken. Respondenten uit Q 121 en Q 121a die invullen voor respectievelijk de mijnen Wilhelmina en Julia, verstaan onder "inkerven" een sleuf maken in de koollaag van ongeveer een meter tot op panddiepte. De laatstgenoemde zegsman merkt daarnaast op dat men op deze wijze de lagen vrij krijgt. Een andere invuller uit Q 121 schrijft voor de Domaniale mijn verder nog dat bij een ideale stand van de lagen, d.w.z. wanneer zij evenwijdig aan het vervoermiddel lopen, de winning eenvoudig kan plaatsvinden. Staan de splijtvlakken daarentegen dwars op het transportmiddel, dan zal in zo''n pijler een minimale prestatie worden geleverd ondanks een maximale prestatie van de koolhouwer omdat de kool versplintert en geen brokken levert. Een dergelijke pijler zal dus, indien de helling van de laag dit toelaat, gedraaid moeten worden. Defoin (pag. 86) merkt over "inkerven" op: "Om het front zijlings te kunnen aanvatten, moeten de kolenhouwers eerst een inkerving maken, hetgeen door twee naburige houwers doorgaans in samenwerking wordt gedaan op de grens tussen hun beider stokken." [N 95, 511; N 95A, 11 add.; N 95, 800; N 95, 393; monogr.]
II-5
|
22448 |
inkopen doen voor sinterklaas |
inkopen doen:
inkaupe doon (Q021p Geleen)
|
Inkopen doen voor St. Nicolaas (6 december) [kloteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
enktpot (Q021p Geleen)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
25510 |
inrichting om de onderoven te verwarmen |
rooster:
rø̄stǝr (Q021p Geleen)
|
Gevraagd is in N 29, 5b naar "de driepikkel met rooster waarop het houtskool wordt gelegd om de onderoven te verwarmen", Daarom komen er ook "rooster"-opgaven voor. Wat het woordtype "douche" betreft moeten wij misschien denken aan een betekenis "warmwaterketel" (zie wbd ii afl. 1 blz. 75). [N 29, 5b]
II-1
|
22092 |
inrichting waarin binnenkomende duiven in een val zitten |
snelklokker:
snelklokkers (Q021p Geleen),
vanghok:
vanghok (Q021p Geleen)
|
Hoe heet de inrichting waarin binnenkomende duiven in een val zitten, waardoor men gemakkelijk de ring af kan nemen (nieuwe Amerikaanse uitvinding; zie tekening 5)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22093 |
inrichting waarin de duiven zich kunnen wassen |
bad:
bad (Q021p Geleen),
wasbak:
wesjbak (Q021p Geleen)
|
een inrichting, meestal op de duivetil, waarin de duiven zich kunnen wassen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25607 |
inschieten |
indoen:
endǭn (Q021p Geleen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (Q021p Geleen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
28133 |
instorting |
brok:
brux (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
intrekkende schacht:
entrɛkǝndǝ [schacht] (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|