22494 |
(overige) kaartspelen |
misre (fr.):
mezaere (Q021p Geleen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
bukke (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22455 |
21-jan |
fakkeloptocht:
fakkeloptoch (Q021p Geleen)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
Kruip (Q021p Geleen),
dikke, een ~:
dikke (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
d’n dikke (Q021p Geleen),
driennegentig:
de 93 (Q021p Geleen),
fond:
font (Q021p Geleen),
half fond:
half font (Q021p Geleen),
kopwind:
kopwint (Q021p Geleen),
lange nek:
ps. er staan hierbij nog een voorbeeld genoemd, maar kan het niet lezen (erg slecht geschreven!): dore...??
lange nek (Q021p Geleen),
limoges:
Limoges (Q021p Geleen),
merckx:
Merks (Q021p Geleen),
namensdag:
naamesdaag (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
niet veel:
niet veel (Q021p Geleen),
oorlogsschip:
’t aorlogssjeep (Q021p Geleen),
orlans:
Orleans (Q021p Geleen),
portier trommelen:
porteer trommelen (Q021p Geleen),
smalle, een ~:
smaale (Q021p Geleen),
twee-b:
Opm. v.d. invuller: de twee laatste nummers van de ring.
2b (Q021p Geleen),
uiver:
Uiver (Q021p Geleen),
veel:
ja, veel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
veel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
vitesser:
vitesser (Q021p Geleen),
weinig:
weinig (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
windstil:
wintstil (Q021p Geleen),
zachte stropennen:
zachte struepenne (Q021p Geleen),
{ja}:
ja (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, wat is dan de frekwentie? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Kent U hiervoor benamingen die: afgeleid zijn van het ringnummer: ja of nee? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18210 |
[jasje] |
jas:
jas (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
18211 |
[wambuisjas?] |
jas:
jas (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
aalmoes [SGV (1914)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
zielzorger:
zeëlzörger (Q021p Geleen)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
oam (Q021p Geleen)
|
aam (maat) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanvilt:
avęltj (Q021p Geleen)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|