e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast voor liturgische gewaden misklerenkast: mêskleijerkas, kes (Geleen) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kastplank bred: brēt (Geleen), brēͅt (Geleen, ... ) plank in een kast [DC 16 (1948)], [DC 44 (1969)] III-2-1
kat miem: eigen spellingsysteem  miem (Geleen) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] III-2-1
katapult katapult: Ned. catapult.  kattepult (Geleen) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
kater kater: káátər (Geleen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kathedraal kathedraal: katedraal (Geleen) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
katrolsysteem ketting: kɛteŋ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]) Het katrolsysteem waarmee de kleerhaken met kleren onder het dak worden gehangen. [N 95, 57] II-5
kattegat kattegat: katǝgāt (Geleen) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kauw dool: daol, dèùlke (Geleen), torenkraai, kauw  daol (Geleen), dooltje: daol, dèùlke (Geleen) kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kauw, torenkraai III-4-1
kauwen bijten: bīēte (Geleen), kauwen: kùje (Geleen), knatsen: knàtsjə (Geleen), knauwelen: knauwələ (Geleen) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3