19125 |
leugen |
leugen:
leuge (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
zetelaar:
zēͅtəlēͅr (Q021p Geleen)
|
leunstoel
III-2-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
krämer (Q021p Geleen),
venter:
venter (Q021p Geleen)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
kramen:
kräme (Q021p Geleen),
venten:
vente (Q021p Geleen)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
levend vlees:
t levend vleisj (Q021p Geleen)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèver (Q021p Geleen),
lééver (Q021p Geleen)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverwoosj (Q021p Geleen),
lééverwoosj (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
glazenmaker:
glazemiejer (Q021p Geleen),
glazemäeker (Q021p Geleen),
snijder:
sjnieder (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
snijdertje:
schniederke (Q021p Geleen),
waterjuffertje:
waterjufferke (Q021p Geleen)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] || libel, waterjuffer
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lijf:
lief (Q021p Geleen),
līēf (Q021p Geleen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
kracht:
krach (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
macht:
mach (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|