17561 |
been, beenderen |
been:
bein (Q021p Geleen),
beenderen (mv.):
beinder (Q021p Geleen),
knook:
knaok (Q021p Geleen),
knèùk (Q021p Geleen),
knök (Q021p Geleen)
|
beenderen [N 10a (1961)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
nondeju:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
eine nondejou (Q021p Geleen),
ene nŏndedjuu (Q021p Geleen),
onge- leegloper:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
ongèbiâêde laegluiper (Q021p Geleen)
|
met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
bof:
bóf (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
niet het juist teken gevonden
bóf (Q021p Geleen)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18536 |
bef |
befje:
befke (Q021p Geleen)
|
een bef [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
aanlokkelijk:
aanlökkelik (Q021p Geleen),
begeerlijk:
begairlik (Q021p Geleen),
begiaerlik (Q021p Geleen)
|
begeerlijk [SGV (1914)] || de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18993 |
begeerte |
wens:
ene wunsj (Q021p Geleen),
wunsj (Q021p Geleen)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23868 |
begeleider van het baldakijn |
hemelwacht:
heemelwach (Q021p Geleen),
schutten:
sjötte (Q021p Geleen)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18885 |
begeren |
begeren:
begere (Q021p Geleen),
gaarne hebben:
gaer höbbe (Q021p Geleen)
|
sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
hebberig:
höbberig (Q021p Geleen)
|
sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (Q021p Geleen)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|