e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaivoeten linkse, een -: enne lènkse (Geleen), platsen: platsje (Geleen) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] III-1-2
maandag na driekoningen koningenmaandag: keuningemaondig (Geleen) Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)] III-3-2
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: vastelaovesmaonjdig (Geleen) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maansverduistering maaneclips: mŏoneclips (Geleen) Eclips van de maan [SGV (1914)] III-4-4
maantje op de nagel maantje: mäönke (Geleen), mèùnke (Geleen), mönke (Geleen) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maanx maan: moan (Geleen) maan [SGV (1914)] III-4-4
maat houden bij het dorsen slaghouden: slaxhau̯tǝ (Geleen) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: maot (Geleen, ... ) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
machine om roggebrooddeeg te maken deegmachine: dęjxmǝšīn (Geleen) Vergelijk het lemma ''mengmachine voor deeg''. [N 29, 104] II-1
machinegaren machinegaren: mǝšingārǝ (Geleen) Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.] II-7