e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmwijding palmen wijden: paume wieje (Geleen) De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: paumzòndig (Geleen) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
pand pand: panjtj (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De strook steenkool in de lengterichting van de pijler die in één etmaal wordt gewonnen. Een pijler is verdeeld in drie panden die naast elkaar liggen volgens de lengte van de pijler. Ieder pand is ongeveer 1.50 m. breed en dus zo lang als de pijler. Het pand aan het front moet in één dienst ontkoold worden, het middenste draagt het vervoermiddel waarmee de ontgonnen kolen worden weggevoerd en het laatste wordt weer gevuld. Het pand dat ontkoold werd dient ''s anderendaags als vervoerpand enz... (Vanwonterghem pag. 168). In N 95, 379 werd gevraagd naar de dialectterm voor "pand". Uit de opmerkingen van de zegslieden uit Q 33 en Q 113 blijkt dat "pand" op respectievelijk de mijn Emma en de vier Oranje-Nassaumijnen ook werd gebruikt voor de hoeveelheid kool die één houwer moest delven. Daarom zijn deze opgaven ook opgenomen in het lemma Stuk. [N 95, 379; monogr.; Vwo 366; Vwo 580] II-5
pandoeren (kaartspel) pandoeren: pandoere (Geleen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
panlatten daklatten: dāklatǝ (Geleen) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9
pannen schuren schuren: schoere (Geleen) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
pannenkoek pannenkoek: Syst. WBD  pannekook (Geleen) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag deeg: Syst. WBD  deig (Geleen) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pantoffel pantoffel: pantoffele (Geleen), o tussen o en oe  pantoffel (Geleen) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] III-1-3
pap brij: brie (Geleen, ... ), pap: pap (Geleen, ... ), pàp (Geleen), Syst. WBD  pap (Geleen) brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3