e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
penningenbord penningenkast: peneŋǝkas (Geleen  [(Maurits)]   [Eisden]) Het bord of de kast, meestal ondergronds, waarde mijnwerker aan het eind van de dienst zijn penning weer kon ophalen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Penningen Uitgeven. [N 95, 49; monogr.] II-5
penningencontrole penningcontrole: pɛneŋkǫntrǫl (Geleen  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) Het controleren van de penningen. Aan de hand van de controle kon worden vastgesteld welke mijnwerkers niet naar hun werk waren gekomen, maar ook of er bij het einde van de dienst mijnwerkers ondergronds waren achtergebleven. De invuller uit Q 3 merkt daarbij op dat in de mijnen in Winterslag en Waterschei de controle van de penningen door de "médailleur" zowel in de "médaillerie", de "lampisterie" als in de "beur" geschiedde. Uit de opgaven uit Q 111 , Q 112a, Q 117a en Q 121 blijkt verder dat de penningcontrole in de mijnen Oranje-Nassau I-IV, Laura, Julia en Domaniale gebeurde in de "penningboede" en de "markenboede" (zie het lemma Penningenlokaal). [N 95, 44; monogr.; N 95, 125; N 95, 47] II-5
penningenkist penningenkist: pɛneŋǝkest (Geleen  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) De kist waarin de penningontvanger ondergrondsde penningen deponeerde, wanneer hij die aan het begin van de dienst van de mijnwerkers had ontvangen. Met behulp van deze kist werden de penningen in de Domaniale mijn daarna naar boven gebracht, waar ze door de controle werden geadministreerd (Lochtman pag. 52). [N 95, 49] II-5
penningenlokaal penningboede: pɛneŋbūt (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Maurits]), portier: pǫrtēr (Geleen  [(Maurits)]   [Zolder]) Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.] II-5
penningenuitgifte penninguitgifte: pɛneŋutgeftǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) Zie de semantische toelichtingen bij de lemmata Penningenlokaal en Penningen Uitgeven. [N 95, 54; N 95, 125] II-5
pens pens: pɛns (Geleen) De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15] I-11
peper peper: paiper (Geleen), pèper (Geleen), pèpər (Geleen), pêpər (Geleen) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
peperkoekdeeg peperkoeksdeeg: pēpǝrkōksdējx (Geleen) Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a] II-1
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: iesheilige (Geleen) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
persbok schouderplank: šǫwǝrplaŋk (Geleen) De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b] II-7