e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), schachtrad: šaxrāt (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaduw, lommer schaduw: schaduw (Geleen), scheem: de scheem (Geleen), de sjeem (Geleen), sjeem (Geleen, ... ), sjééəm (Geleen) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw [DC 42B (1967)], [SGV (1914)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaft botteren: botǝrǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), schafttijd: šaftit (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen kuilboterhammen: kulbōtǝrhamǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5
schaften boteren: bôttere (Geleen), botteren: bǫtǝrǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), schaften: sjafte (Geleen, ... ), sjäfte (Geleen), ungeren: hungere (Geleen), ungeren houden: onjere hauwen (Geleen) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schaften [SGV (1914)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd ungeren: onjere (Geleen), #NAME?  oŋərə (Geleen) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Geleen, ... ) schande [SGV (1914)] || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapenvet schapenvet: Syst. WBD  sjoapevét (Geleen) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Geleen) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6