e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijtand snijtand: schnietandj (Geleen), voortand: veurtandj (Geleen) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snijwonde krats: krats (Geleen), snee: enne sjnee (Geleen), snijwonde: sjniewónj (Geleen), snits: enne sjneets in de vinger (Geleen), vats: vatsj (Geleen), Dim. vetsjke.  vatsj (Geleen) snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snikken snikken: sjnikke (Geleen) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snipper katsjel: vgl. Sittard Wb. (pag. 169): katsjel, snipper, stukje, afval.  katsjel (Geleen), stukje: sjtökske (Geleen) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepen slokken: sjlokken (Geleen) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoepgoed slok: sjlók (Geleen), slokgoed: slókgood (Geleen) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje babbelaar: babbeléér (Geleen), babbeltje: babbelke (Geleen), bèbbəlkə (Geleen), knapje: knèpkə (Geleen) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer klatsool: klatšǭl (Geleen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor snor: schnŏĕr (Geleen), sjnòr (Geleen) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snorren snorren: sjnŏrre (Geleen), sjnòrre (Geleen) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4