28102 |
blaaspijler |
blaaspijler:
blǭspęjlǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.]
II-5
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blaad (Q021p Geleen)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (Q021p Geleen),
blader:
blār (Q021p Geleen),
bladertje:
blø̜̄rkǝ (Q021p Geleen)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
21835 |
bladzijde |
blad:
blaat (Q021p Geleen),
bladzijde:
bladzei (Q021p Geleen)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
bellen:
beele (Q021p Geleen),
bletsen:
bletsjen (Q021p Geleen),
blètsjen (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
blatsje (Q021p Geleen)
|
blaffen [SGV (1914)] || blaffen, huilend — || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
ruts:
eigen spellingsysteem
rutsj (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23820 |
blasiuszegen |
blasiuszengen:
blaazius-zaenge (Q021p Geleen)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34405 |
blaten |
bleken:
blē̜kǝ (Q021p Geleen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw aug (Q021p Geleen),
blauw oog (Q021p Geleen)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbes:
-
boschbes (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
bosjbes (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
bosorbel:
boschorbel (Q021p Geleen)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|