22049 |
blijvende ontkleuring van een oog |
kleur is weg:
kleur is weg (Q021p Geleen),
licht oog:
laeg oug (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: blijvende ontkleuring van de ogen door pokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18109 |
blikaars |
uitslag:
oetsjlaag (Q021p Geleen),
zweren:
zjwaere (Q021p Geleen)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
weerlicht:
wĕrleecht (Q021p Geleen)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
blinde schacht:
blęnjǝ šax (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits]),
tussenschacht:
tø̜šǝšax (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
bload (Q021p Geleen),
blood (Q021p Geleen),
blōōd (Q021p Geleen)
|
bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloodloes (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: rode vogelmijt of bloedluis: 1 mm - zuigt s nachts bloed - bij warm weer een echte plaag. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plaats:
blauw plaats (Q021p Geleen),
blauwe plek:
blauw plek (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
blootwoosj (Q021p Geleen),
Syst. WBD
bloodwoosj (Q021p Geleen)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedechel:
blooteggel (Q021p Geleen),
bloedzuiker:
bloodsuker (Q021p Geleen),
bloodzuuker (Q021p Geleen),
echel:
echel (Q021p Geleen),
ĕchel (Q021p Geleen)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)], [DC 54 (1979)], [SGV (1914)]
III-4-2
|