22429 |
tegen de bal schoppen |
stampen:
sjtampe (Q021p Geleen)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28349 |
tegencilinder |
trekcilinder:
trɛksilendǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Eisden])
|
De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613]
II-5
|
21998 |
tegenwind |
kopwind:
kopwindj (Q021p Geleen),
kopwèndj (Q021p Geleen),
tegenwind:
taengewèndj (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (Q021p Geleen),
tillefoon (Q021p Geleen)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
telefooncel (Q021p Geleen),
tillefooncel (Q021p Geleen)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telègram (Q021p Geleen),
tillegram (Q021p Geleen)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
bescheten:
dae veult zich besjete (Q021p Geleen)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
taegevalle (Q021p Geleen),
taengevalle (Q021p Geleen)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24004 |
ten doop houden |
het kindje dragen:
kiendje draage (Q021p Geleen)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (Q021p Geleen),
aafmààke (Q021p Geleen)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|