24362 |
pad |
pad:
pad (P186p Gelinden)
|
pad [ZND m]
III-4-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoeəl (P186p Gelinden)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
17874 |
pak slaag |
pak slaag:
e pak sliech (P186p Gelinden)
|
een pak slaag [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24489 |
palmboompje |
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbômkə (P186p Gelinden)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
18295 |
pantoffel |
slof:
sluf (P186p Gelinden)
|
Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier verkruingkele (P186p Gelinden)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅrə (P186p Gelinden)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kiekje:
kikskǝ (P186p Gelinden)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
po.sə vilt loat (P186p Gelinden)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
18183 |
passen |
mikken:
mekǝ (P186p Gelinden),
mikke (P186p Gelinden),
mikə (P186p Gelinden)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|