e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

Gevonden: 1683
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nascharren, naoogsten scharren: sxē̜rǝ (Gelinden) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
navel nagel: noͅgəl (Gelinden) Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)] III-1-1
neef neef: nîef (Gelinden) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
negenoog bloedzweer: (blut)zwe:jər (Gelinden), blutswe:jər (Gelinden), zweer: zwe:jər (Gelinden) negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)] III-1-2
nek nak: nak (Gelinden) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken nemen: néjəmə (Gelinden) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
neus neus: noes (Gelinden), nóeͅs (Gelinden) Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)] III-1-1
neusring ringtromp: ręi̯ŋktrou̯mp (Gelinden) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
niet drachtig muntig: møu̯nšix (Gelinden) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet lusten niet moeten: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  moet (Gelinden) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3